Wat zeg je tegen een kind bij een ongelukje?

Een ongelukje kan spannend of gênant zijn voor een kind. Hoe reageer je als pedagogisch medewerker op een manier die rust en vertrouwen geeft?

Ongelukjes horen bij het zindelijk worden. Toch kunnen ze voor een kind (en soms ook voor de groep) als een “foutje” voelen. Hoe jij als professional reageert, maakt een groot verschil.

De belangrijkste regel: blijf rustig en neutraal. Zeg iets als: “Geeft niks, dat gebeurt wel eens. Laten we je even verschonen.” Zo voorkom je schaamte of het gevoel dat het kind iets fout heeft gedaan.

Vermijd zinnen als “dat mag niet” of “je bent toch al groot genoeg?”. Zulke opmerkingen kunnen ervoor zorgen dat een kind zich onzeker voelt of zindelijkheid gaat vermijden.

Laat het kind meedenken of helpen met opruimen als dat past bij de leeftijd. Zo maak je het proces praktisch, zonder het zwaar te maken. Zorg ook dat andere kinderen respectvol blijven – ongelukjes zijn normaal.

Door je reactie leer je het kind dat het oké is om te oefenen, en dat fouten maken erbij hoort. Dat geeft zelfvertrouwen – en dát helpt bij zindelijk worden.